zondag 29 april 2012

Ik heb er een tijd lang tegenaan zitten kijken, en ik moet zeggen: hij bevalt me wel! 
Dus heb ik HOMUNCULUS 2447398.760417 in de galerie gezet. Binnenkort meer.

maandag 23 april 2012

Verreweg het meest gebruikte woord in profielen, die mensen van zichzelf op Facebook, LinkedIn, Twitter en andere nieuwe social media zetten, is creatief, zo verneem ik.


Ik verklaar bij dezen nadrukkelijk dat ik niet 'creatief' ben!


En ik wil ook nadrukkelijk niet aangezien worden voor 'spiritueel'!

vrijdag 20 april 2012

...tragisch besef van de uiteindelijke onvervulbaarheid van het verlangen naar eenheid. De romantiek loopt daarmee vooruit op de postmoderne twijfel en ironie...


Als iets geen stemmen trekt, in deze tijd, dan is het wel twijfel en ironie! (Is er überhaupt nog iemand die dat herkent: ironie?)


Alleen al hierom is de kunst in deze tijd een sitting duck, en viert de nepkunst hoogtij.


"Veel succes!" - dát is, in dit verband, ironie.

woensdag 18 april 2012

'Mensen worden gekenmerkt door een onverzadigbaar verlangen de zin van hun bestaan te doorgronden en hun leven tot een harmonieus geheel te maken. Na het verlies van de evidenties van het geloof heeft dit verlangen in de moderne tijd andere beddingen gezocht. Volgens de romantische kunstenaars en filosofen biedt slechts een esthetisering van het leven uitzicht op een harmonieus bestaan. Daarbij gaat dit romantische enthousiasme gepaard met een tragisch besef van de uiteindelijke onvervulbaarheid van het verlangen naar eenheid. De romantiek loopt daarmee vooruit op de postmoderne twijfel en ironie met betrekking tot de 'maakbaarheid' van harmonie.'


Uit de synopsis van HET ROMANTISCHE VERLANGEN in (post)moderne kunst en filosofie van Jos de Mul. Hier herken ik mijzelf in. De cursivering is van mij.


(De sculptuur 'Het grote gedicht' van Sigurdur Gudmundsson, waar ik het in het vorige bericht over had, was te zien op de expositie '60-'80, in 1982 in het Stedelijk Museum van Amsterdam.)

vrijdag 13 april 2012

Serendipiteit. Zomaar ineens komt er van alles bij elkaar, van toen en nu, van hier en daar.

Melancholie als een vorm van metafysica bedacht ik ooit als algemene ondertitel bij alles wat ik maak. Door zelfstudie streef ik naar verdieping en verrijking van die thematiek. En zo was ik op zoek, op het internet, naar een boek over de spirituele dimensie in het werk van kunstenaars als Anselm Kiefer toen ik op een ander boek stuitte dat mij, door titel en beschrijving, nog veel meer aansprak: HET ROMANTISCHE VERLANGEN in (post)moderne kunst en filosofie, door Jos de Mul, hoogleraar filosofie van mens en cultuur aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Vanmiddag werd het bezorgd.

Ik blader het in, bestudeer de inhoudsopgave, de registers en de uitgebreide literatuurlijst, en zie voorin in het boek dat het oorspronkelijk is uitgegeven in 1990 door de Faculteit Wijsbegeerte van de Erasmus Universiteit, als deel XI in de serie Rotterdamse Filosofische Studies. De onderhavige, vierde druk, herzien en vermeerderd in 2007, is uitgegeven door Uitgeverij Klement, in Kampen. En ik lees: Afbeelding op de omslag: Sigurdur Gudmundsson: Het grote gedicht. 
Die naam doet vaag een belletje rinkelen...
Ik sluit het boek en bekijk de omslag. En pas nu, nu ik goed kijk, zie ik het: een zwanenhals die uit een driehoekige vorm tevoorschijn komt. En onmiddellijk weet ik dat dit een kunstwerk is dat ik eerder heb gezien!

Het moet begin jaren '80 geweest zijn. Ik bezoek, samen met mijn vriend Eric-Jan, het Stedelijk Museum in Amsterdam. Ik weet niet meer welke tentoonstelling dat was, en of er een titel, een thema aan verbonden was. Ik weet nog wel dat we in één van de laatste zalen geconfronteerd werden met dit beeld: zwanen die met uitgestrekte nek en krachtige vleugelslag proberen los te komen uit een betonnen piramide. Het ijzersterke beeld raakte ons onmiddellijk. We zijn op een bank tegen de muur gaan zitten om wat we zagen te verwerken, op ons in te laten werken. Eric-Jan, naast mij, werd volledig overmand door emotie.

Als ik google op titel en naam van de kunstenaar ontdek ik dat het er drie geweest moeten zijn: drie zwanen uit 
drie piramides. In mijn herinnering 
was het maar één zwaan, hoogstens twee. En maar één piramide. 



Natuurlijk zagen wij (en zie ik, in retrospectief) in dat beeld onszelf, jonge adolescenten, met alles wat daarbij hoort. Dat ga ik verder niet uitleggen. Dit waren wij.

Of we sindsdien veel zijn opgeschoten? Eric-Jan ben ik uit het oog verloren, en wat mijzelf betreft, ach... Er is nog een herinnering, van nog langer geleden, en ietwat gênant: een schaterlachende schoolpsychologe aan de HBS die mij, in een persoonlijk gesprek, vraagt welk dier ik zou willen zijn - en ik, ontluikende puber, die antwoord: 'Een zwaan...' Sorry, ik kan er ook niks aan doen.

En dat Eric-Jan, toen we elkaar leerden kennen, in Kampen woonde waar dit boek is uitgegeven, en nu waarschijnlijk woont in Rotterdam waar dit boek is geschreven - dat is uiteraard een krankzinnig toeval.

maandag 9 april 2012

Nog even over: wij zien niet de werkelijkheid, wij zien het beeld dat ons brein van de werkelijkheid maakt.

One should draw and paint one's model 
the way one sees it - simply the way one sees it.
Simply? That of all things is the most difficult! 
To draw something the way one sees it,
not the way one knows it, not the way one thinks it looks, 
and not the way some others, one may recall, saw it!
Only then, when one forgets what one does not actually see, 
can a resemblance - which is the essential - emerge.

Aldus de kunstenaar Alberto Giacometti in 1953. 
Citaat overgenomen uit: Cézanne & Giacometti, Paths of Doubt,
een uitgave van Hatje Cantz/Louisiana Museum of Modern Art, z.j.

Het is zaak onszelf steeds weer te ontmaskeren, om steeds beter te gaan zien.
(Probleem: het is veel gemakkelijker om anderen te ontmaskeren dan jezelf...)

maandag 2 april 2012

Wij zien niet de werkelijkheid - wij zien het beeld dat ons brein maakt van de werkelijkheid.


Aan de muur van het atelier hangt een schilderij. Het is niet te missen: je ziet het zo gauw je binnenkomt. Het is van de hand van Joop Rooijers uit Amsterdam, en het dateert uit 1976. Het meet 120 bij 140 cm. Je moet goed kijken voor je weet wat je ziet. Je ziet lappen, een doek, in nogal losse plooien met punaises vast-geprikt op een raamwerk. Bovenaan zie je het latwerk onder het doek uitkomen. In het midden, tussen de plooien , zie je vaag een landschap: gras op de voorgrond, in de verte heuvels - of is het een bosrand? 


Maar wat zie je nu eigenlijk (klik op de foto voor een vergroting)? Zie je een lap stof, een doek, waardoorheen je in de verte een landschap ziet? Of zie je de achterkant van een doek, waarop, aan de voorkant, een landschap geschilderd is? Als je het goed bekijkt is dit een schilderij van de achterkant van een schilderij van een landschap. We zien niet het landschap - we zien het beeld dat Joop Rooijers gemaakt heeft van het schilderij dat hij in zijn fantasie heeft gemaakt van een landschap.


Ik heb dit schilderij altijd voor ogen als ik werk, maar ook als ik studeer, of gewoon de krant lees - om goed voor ogen te houden: wij zien niet de werkelijkheid, wij zien het beeld dat wij van de werkelijkheid maken.


(Hoe ik aan dit schilderij van Joop Rooijers kom is een verhaal apart, maar voor de kunst verder niet van belang. Misschien vertel ik het bij een andere gelegenheid).