zondag 26 februari 2012

     Mist. Aan de rand van het dorp, en dat is op een paar passen van het atelier, is geen horizon te zien. Uitzichtloosheid doet zich voor als oneindigheid. 
     Lege tijd. Wachten op een besteld stuk gereedschap, dat na aflevering niet geschikt blijkt voor waar je het voor wilde gebruiken. Zomaar, tijdens het niet veel bijzonders doen, een scheut heimwee: willen wandelen onder de bomen van de Elandsgracht, op zoek naar dat winkeltje (dat gesloten blijkt) of die galerie met iets veelbelovends (dat zwaar tegenvalt). 
     Wachten op het uitharden van gips, of (nog langer) latex, of cement. En dan moeten concluderen dat het project mislukt is. Opnieuw proberen, en afwachten of het nu wel lukt. Wachten op het voorjaar. Wachten op Godot. Wachten op niets. Eindeloos wachten suggereert eeuwigheid - tevergeefs.


     En dan komt er plotseling, want allang niet meer op gerekend, bericht van de Stichting Kunstweek dat een presentatie van mijn werk (een foto, een korte tekst over mij en mijn werk, en de url van mijn digitale visitekaartje about.me/wouterkoekvanegmond, met links naar mijn beide blogspots) zal worden opgenomen in het Jaarboek Kunstenaars 2013! Dat Jaarboek verschijnt in de loop van dit jaar in een oplage van 12.500 exemplaren en wordt via tal van kanalen (bibliotheken, boekhandels, musea, galeries, etc.) aangeboden aan iedereen die in kunst geïnteresseerd is. Zo kom je nog 's onder de mensen!

woensdag 15 februari 2012

Toen ik de latex gietvorm eruit gepeuterd had kon ik eindelijk zeggen: "Eindelijk!" Ik heb mijn voetafdruk vastgelegd in gedroogde, gebarsten klei. Let wel: de klei is dus niet gebakken, maar gewoon gedroogd. 
Het gaat om klei waarop ik woon, waar ik dus al heel wat voetstappen heb liggen. Eigenlijk heet dit spul zavel - ik heb er al eens iets over geschreven op deze blogspot. Het is zo fijn als rivierklei ("hollandse rooie"), dus voor bakken niet geschikt. En dat wilde ik ook niet. Ik wilde een natuurlijker manier vinden om zo'n voetstap vast te leggen, te fixeren, waarbij ook die barsten in de klei zouden ontstaan. Hoe ik dat gedaan heb, is het geheim van de smid... Overigens blijf ik daar nog wel even mee door-experimenteren, want misschien kan het nog beter! De voetafdruk gaat een rol spelen in het HOMUNCULUS-project. Binnenkort hoop ik een eerste resultaat te kunnen laten zien.

"Ik denk dat ik mijn hoofd ben," schreef ooit Hans Aarsman, de 'fotodetective' die afgelopen zaterdag uitgebreid geïnterviewd werd in het Volkskrant Magazine. "Ik weet dat er een lichaam aan mijn hoofd vastzit. Ik weet dat er geen hoofd zou zijn zonder dat lichaam. Zo herken ik ook de anderen."
"Dat hoofden zo onlosmakelijk aan personen verbonden zijn, is de reden dat het me nooit gelukt is mezelf terug te zien in het hoofd van een ander. Ik kan me nog zo verwant voelen, het hoofd van een ander blijft altijd het hoofd van een ander."
"Maar een voet niet. Voeten zijn veel minder persoonsgebonden dan hoofden. Anders hadden er net zo goed foto's van voeten in paspoorten kunnen staan. Voeten zie je zo weinig, dat je ze amper van elkaar kunt onderscheiden. Een voet kan van iedereen zijn. En afdrukken van voeten helemaal."

"Dat zal het zijn waarom dat deze foto me zo diep raakt," schreef hij in de serie de aarsman collectie bij een foto in The Guardian, gemaakt na een bomaanslag in een badplaats aan de Rode Zee, Egypte. "Voor hetzelfde geld was het mijn bebloede voetafdruk geweest daar op die stoep. Is het de voetzool zelf die bloed? Nee, dan zou het rood niet zo gelijkmatig verdeeld zijn, rond de wond zou meer bloed zitten. Komt het bloed dan van hogerop, heeft het lichaam dat bij deze voet hoort ergens een gapende wond? Nee, in dat geval zou het rood óm het patroon van de voet zitten en niet erbinnen."
"Er is een bom ontploft, 27 doden en 150 gewonden. Na de explosie zijn de mensen in paniek op de vlucht geslagen. Dan gaat nog een bom af en nog een. Als in het Oosten een menigte mensen begint te rennen, zie je na afloop de straten bezaaid liggen met plastic slippers. Het schoeisel van de armoede, je kunt er niet mee rennen. Ze schieten vanzelf uit, op blote voeten verder. Overal bloed, plassen van bloed. Je stapt erin, wat kan het schelen. Het was al donker toen de bommen ontploften, in het lantaarnlicht zag het bloed eruit als regenwater. 
De volgende ochtend vroeg ziet de fotograaf je voetafdruk. De zon staat nog laag, het strijklicht laat het vuil op de stoep zien, het voegsel tussen de tegels. De sigarettenpeuk onder de teen naast je grote teen, de enige plek waar je bebloede voet de straat niet heeft geraakt."

Tot zover Hans Aarsman. Daarom dus maak ik voeten, voetsporen, voetafdrukken. En om wat Anthony Gormley ooit eens heeft gezegd: "I think for me the body is now as important as abstraction was at the beginning of the twentieth century. It is an attempt to find a vehicle for common experience." Van Anthony Gormley is the angel of the north, hieronder. Aan hen beiden een saluut vanuit atelier the idea of north!




woensdag 8 februari 2012


Vanaf de prehistorie tot op vandaag omringen wij ons met beelden van de dood en van de doden, - zo beweren cultuurhistorici - om ons angst voor de dood in te boezemen en zo ons overlevingsinstinct te stimuleren. Maar dat niet alleen. Wij omringen ons met beelden van onze doden (in onze musea en onze fotoalbums, op onze schoorsteenmantels en onze begraaf-plaatsen) om ons te bemoedigen in het aangezicht van onze eigen onontkoombare dood. Het is alsof onze doden zeggen: wees maar niet bang! Kijk maar: al zijn we dood, we zijn er nog steeds, ook al zijn we er niet meer… En die bemoediging hebben we nodig. Per slot van rekening zijn wij op deze planeet de enige levende wezens (voor zover we weten) die zich bewust zijn van onze eigen eindigheid.



beeldje op het graf van Luís Abel Cunha Duarte Alves (1966-1994), begraafplaats Zorgvlied, Amstelveen/Amsterdam
brons, hoogte zonder sokkel ca, 75 cm


Het doet me denken aan een herinnering die elk jaar in de winter weer bij me bovenkomt: 
de eerste Hollandse winter die mijn lief Luís meemaakte in Amsterdam. Het had gesneeuwd en gevroren, en de wereld was mooi. Sneeuw had hij (Portugees) ooit, één keer in zijn leven, meegemaakt, maar ijs nog niet! Dus gingen we naar het Vondelpark, waar door tientallen mensen geschaatst werd op het ijs van de bevroren vijvers. Eerst durfde hij er niet op. Pas toen hij mij, tussen al die andere schaatsers, op het ijs zag staan en zag dat ik (in wie hij geloofde en op wie hij vertrouwde) er niet doorheen zakte, durfde hij zelf die eerste onzekere stap te zetten- op glad ijs, het onbekende tegemoet.


Maar er is iets vreemds aan de hand. Telkens als die herinnering bij me boven komt zie ik dit weer voor me, maar dan andersom: Luís is degene die op het ijs staat, en ik sta onzeker op de kant… Ik ben gaan begrijpen waarom dat is. Luís staat daar op het ijs (in het beeld dat mijn brein van die gebeurtenis gemaakt heeft) om mij te bemoedigen. Het is alsof hij zeggen wil: kijk maar, het kan niet, maar hier sta ik. Wees maar niet bang.


Uiteindelijk draait het allemaal hier om: 
liefde, en de dood 
en wat de creatieve menselijke geest daarmee doet. 


Zo vorm ik mij een beeld.

vrijdag 3 februari 2012

De kracht van bamboe is de leegte. Het is hol, en dat maakt bamboe zo sterk en tegelijk flexibel - het doorstaat de hevigste stormen. En dan komt de mens en die zet er het mes in, snijdt er een fluitje uit, en maakt van de leegte muziek!
Buiten het atelier heerst een strenge vorst onder een scherpe, laagstaande zon - maar vandaag sneeuwt het, en de kale bomen tekenen fijne lijntjes tegen het wit en het grijs.
Binnen in het atelier klinkt de bamboefluit van Tôsha Suihô, geïnspireerd door de winter in de tempeltuinen van Kyoto: tere tonen die de stilte niet opheffen, maar fijntjes onderstrepen.

De kunstopvattingen van de fransman YVES KLEIN (1928-1962) zijn doordrenkt van het zenboeddhistische concept 'leegte'. Kort na de Tweede Wereldoorlog begon hij zijn theorie over 'monochromisme' in praktijk te brengen door alleen nog maar schilderijen in één kleur te maken.  Daarvoor creëerde hij  een diep blauw pigment dat hij 'International Klein Blue' doopte.
Daarnaast was hij als rozenkruiser zeer geïnteresseerd in de alchemistische traditie, met name het idee dat transformatie van pure grondstoffen door verhitting - in spirituele zin - goud zal opleveren. Klein beperkte zich daarom uiteindelijk niet tot blauw pigment - hij maakte ook werken in roze en in goud.


YVES KLEIN: L'accord bleu (RE10) en Resonance (MG16), beide uit 1960. Collectie Stedelijk Museum, Amsterdam

De kracht van deze kunstwerken is, wat mij betreft, dat ze geen symbolen afbeelden, maar symbolen zijn. Het kunstwerk verwijst hier ook niet naar één betekenis ("goud is het symbool van..."), maar het opent de blik voor een wereld van betekenissen - ook onderling tegenstrijdige en onsamenhangende, zelfs niet-betekenissen: de leegte...

Hier geloof ik in. Kunstwerken als deze zijn voor mij richtpunten aan de horizon: die kant moet ik op. Ik zal nooit zo ver komen, maar ik wil wel kunnen zeggen: je l'ay emprins!

(en toch gebruik ik hier het woord 'leegte' niet op de goede manier)