zaterdag 31 december 2011

Vuur is een heel sterk symbool. Maar niet als je huis afbrandt.

Ik ken iemand die in zijn jeugd de boerderij waar hij opgroeide tot op de grond heeft zien afbranden. Inmiddels tegen de zestig kan hij de aanblik van flakkerende vlammen (kampvuur, open haard) nog steeds niet goed verdragen.

Met symbolen scheppen we een veilige afstand tussen ons en de rauwe werkelijkheid van dit onverschillige universum.


Vanuit het atelier is het goed te zien: het vreugdevuur dat vannacht na twaalf uur zal oplaaien, even buiten het dorp. Ooit was het de symbolische vernietiging van het 'oude', om gereinigd het 'nieuwe' te kunnen betreden. Nu is het alleen nog maar een mooie fik.


"Alleen nog maar..."? Gewoon, een mooie fik!


Symbolen blokkeren de pure, directe ervaring van de werkelijkheid.

woensdag 28 december 2011

In het atelier klinkt hout. Zes man van Slagwerk Den Haag tikken ritmisch op zes houten planken, simandrons genaamd. Geen melodie, geen tekst - alleen ritme. En hout. Gecompliceerde, elkaar dan weer overlappende, dan weer verschuivende ritmes. Polyritmiek heet dat, geloof ik. Met boeiende boventonen in dat hout. Het werkt bijna hypnotiserend. Meditatief, zou een ander zeggen. Knettergekmakend, volgens weer iemand anders. Ík vind het gewoon mooi! Hout: als je er op slaat, dan klopt het.

De cd zit toepasselijk in een perfect houten doosje; titel etcetera zijn in het deksel gebrandmerkt. Messing scharniertjes, magneetslotje. Uitvoerenden: Slagwerk Den Haag, zoals gezegd. Componist: Michael Gordon - en ik zou die partituur wel eens willen zien! De titel is: 
TIMBER, 
hoe kan 't ook anders. Het past prima bij waar ik nu mee bezig ben: het pure materiaal. Ik baal er van dat het cement van mijn 'voeten' door nog al wat mensen voor brons wordt aangezien. Donder op, ik verkoop geen knollen voor citroenen! Maar: het is mijn eigen schuld - ik moet de zaak anders aan gaan pakken, en het materiaal niet meer op iets anders laten lijken. In de lijn van Anselm Kiefer wil ik het materiaal puur, zichzelf laten zijn. Geen dik opgelegde symboliek of wat dan ook -  ik wil het materiaal zélf laten spreken. Het heeft zelf meer dan genoeg te zeggen. Luister maar.

De komende tijd ben ik dus bezig met materiaalonderzoek, en niet alleen van hout.

(De, of het, simandron ken ik van een lp met een 'in het veld' opgenomen viering van de paasnacht in een Grieks-orthodox klooster op de heilige berg Athos. Vóór de liturgie wordt op een simandron geslagen om de monniken, c.q. gelovigen op te roepen naar de kerk te komen, zoiets als onze kerkklok dus. In het boekje bij de cd, en op het internet, worden ze aan de contemporaine componist Iannis Xenakis toegeschreven en simantras genoemd; wie nu denkt dat het instrument dus iets met mantra's te maken heeft, valt door de mand. Dat is net zomin waar als dat Nelson Mandela iets met mandala's te maken heeft. Maar ja, onze linker hersenhelft is tomeloos en kan ons van alles wijs maken. Vandaar ook dat ik terug wil naar het materiaal zélf.)

donderdag 22 december 2011

Op verzoek nog een foto van de expositie in het Amstelpark, enwel één waarop de voeten van de installatie FUGA de eindeloosheid van het park in lopen. 



donderdag 15 december 2011

“De eerste mens zou zijn verleid door zijn vrouw om van de boom van kennis van goed en kwaad te eten. Eva beweert op haar beurt misleid te zijn door de slang, die een geweldige ontdekking deed: dat de mens verlangt.”

Als je dit de eerste keer leest en je komt bij die laatste bijzin, dan voel je bijna de verrassing die de slang gevoeld moet hebben! Bij tweede lezing is die verrassing er niet meer. Het is zo vanzelfsprekend: de mens verlangt...

Terwijl ik werk aan PERSONA, lees ik in de boekenbijlage van De Volkskrant (zaterdag 25 juni 2011) het artikel Het morele beest van Arnon Grunberg. Hij schrijft naar aanleiding van een debat tussen filosofen, georganiseerd door de Internationale School voor Wijsbegeerte, over de vraag of er gerechtigheid bestaat 'voorbij goed en kwaad'. Het verlangen naar het 'echte' en 'ware' maakt de mens gevoelig voor zwendel, betoogt Grunberg. Die zwendel neemt de vorm aan van religie, politiek, filosofie, kunst, of wetenschap. En die zwendel kan maar beter niet bestreden worden.
Grunberg gebruikt het verhaal van de zondeval in Genesis 3 als metafoor om hele wezenlijke dingen te zeggen over de mens. Een paar citaten:

“De slang vertelde aan Eva: ‘God weet dat jullie de ogen zullen opengaan zodra je daarvan eet, dat jullie dan als goden zullen zijn en kennis zullen hebben van goed en kwaad.’ Hij wist waarop hij Eva moest aanspreken. Op haar fantasie. Wie nieuwsgierig is naar de boom waarvan hij niet mag eten, heeft ook een voorstelling van wat er gebeuren gaat als ervan gegeten wordt, hoe vaag en onbestemd ook.”

En over het geweldige belang van de fantasie, de allesoverheersende hoofdrol die onze binnenwereld speelt in ons leven zegt hij:

“Velen zien fantasie als iets voor kinderen en ‘creatievelingen’, waarmee volwassenen worden bedoeld die kind gebleven zijn maar toch in staat zijn voor zichzelf te zorgen. Een misvatting. Het menselijke leven speelt zich slechts voor een gedeelte af in de ruimte die wij werkelijkheid noemen. Het andere leven, dat vermoedelijk veel belangrijker en reëler is, is onze fantasie, de voorstellingen die wij maken van onszelf en van de ander.”

In onze binnenwereld speelt ons leven zich af. En vanuit onze binnenwereld verlangen wij naar dat wat 'achter de horizon' ligt.

“De slang weet dat de mens verlangt naar datgene waarvan hij zich alleen voorstellingen kan maken. Dat noemt de mens ‘het ware’, ook wel ‘het echte leven’. Hoe groter de fantasie over het echte leven, hoe gevoeliger men is voor bedrog.”

De mens is een transcendentaal wezen, dat telkens weer probeert over zijn eigen grenzen heen te komen. Ons belangrijkste gereedschap daarbij is de taal, dat weet Grunberg natuurlijk als geen ander - en taal dient hier zeer breed opgevat te worden:

“Het is het verlangen dat de mens gevoelig maakt voor zwendel, hem er zelfs naar doet uitzien. Sommige zwendel vermomt zich als kunst, andere als filosofie, weer andere als religie of als wetenschap, de zwendel die nog meer als religie ervan overtuigd is boven alle zwendel uit te kunnen stijgen.”

Over de verlangende mens onthult Grunberg een verschrikkelijke waarheid: dat verlangen leidt ertoe dat wij elkaar vernietigen. Hij haalt de Franse filosoof en psychoanalyticus Jacques Lacan aan, die vanuit zijn analyses concludeert dat de mens verlangen is. Maar ik denk ook aan de vierde-eeuwse kerkvader Augustinus: "Gij hebt ons naar U toe geschapen, en onrustig is ons hart totdat het rust vind in U." Het verschil tussen Augustinus en Lacan is, dat bij Augustinus het verlangen is gericht op de Ander (met hoofdletter) en bij Lacan op de ander...
Maar let wel: het verlangen van de mens is nooit volledig te vervullen - wij blijven vanuit onze binnenwereld verlangen naar 'wat voorbij de horizon is'. Wij zullen ook nooit het verlangen van de ander volledig kunnen vervullen. Ons falen is daarmee onontkoombaar; hier ligt de wortel van onze schuldgevoelens (van de erfzonde, zo men wil). Dat betekent dat het de ander is die mij schuldig maakt. Het is immers zíjn eeuwige verlangen, door hem op mij geprojecteerd, dat ik nooit zal kunnen vervullen. Alleen al door er te zijn blijft de ander mij op mijn falen wijzen. Ik kan zijn verlangen niet vervullen; ik kan het alleen maar opheffen, en wel, omdat hij zijn verlangen is, door hem te vernietigen. Het morele beest is geboren.
Aldus schetst Grunberg de weg van de mens: in zichzelf gekromd als een slang die in eigen staart bijt. Ik verwijs naar PERSONA en de bijbehorende teksten. 'A única conclusão é morrer', dicht Fernando Pessoa: 'De enige conclusie is de dood.'

“Zoals Nietzsche en Freud wisten, is de moraal het cadeaupapier waaronder dat andere, veel diepere en werkelijkere verlangen schuilgaat: het verlangen naar macht, seks en vernietiging. Alleen al daarom is de zwendel van de verleidingskunst de enige redding waarop wij mogen hopen,”

zo besluit Arnon Grunberg zijn betoog. Op dit scherp van de snede speelt menszijn zich af. En daarbij is, onder andere, de kunst van levensbelang:

“Wij doen er goed aan de zwendel serieus te nemen, niet alleen op te vatten als iets wat ontmaskerd en bestreden dient te worden. De zwendel is alles wat er is. Wie deze zwendel niet wil, wil het niets.”

Hierom ga ik verder met beelden maken, uit alle macht, tegen de vernietiging. Beelden die ruimte scheppen, en naar de leegte verwijzen. Dit is mijn aandeeltje in de grote zwendel. Wat moet ik anders?