zondag 15 januari 2012

Het atelier lijkt soms wel eens op de scheikundedoos uit mijn jeugd. Ik ben autodidact: door zelfstudie werk ik aan verdieping en verrijking van techniek en thematiek. 
Vuur, zwavel, lood, glas - daarmee wil ik aan het werk, in diverse (meestal ongezonde) combinaties. Vanwege dat 'ongezond' wil ik buiten werken, maar daarvoor vind ik het net effe te koud en te nat. Studeren dus. Binnen.


Behalve aan de boeken die ik in de loop der jaren verzameld heb, en het internet natuurlijk, heb ik heel veel aan het tijdschrift kMkunstenaarsmaterialen en de daaraan geliëerde websites, zoals www.materia.nl. Vaak gaat het daarbij helemaal niet over materialen en technieken waar ik per se mee wil werken, maar de professionele en diepgaande manier waarop in de onderhavige media de materie wordt behandeld, werkt op mij heel inspirerend en uitdagend. 


Ik werk het liefst met materiaal dat dicht bij mezelf staat, dat te vinden is in het landschap waarin ik woon. Klei staat dan natuurlijk op eenzame hoogte. En wat dat betreft leer ik veel van de mensen in mijn omgeving. Boeren. Landbouwers en tuinders. Zo heb ik geleerd dat wij hier wonen op zavel. Zavel (van het Latijnse sabulum; "grof zand" of "kiezelzand") is een (minerale) grondsoort. Men spreekt van zavel als grond een bepaald percentage deeltjes lutum bevat. De rest is zand. Zavel wordt gebruikt voor de teelt van bloembollen. Het is meestal vruchtbaar, goed te bewerken, vochthoudend en doorwortelbaar. Lutum zijn kleideeltjes kleiner dan 0,002 mm. Bij een lutumpercentage tussen 8% en 12% spreekt men van zeer lichte zavel, bij lutumpercentage tussen 12% en 17,5% van matig lichte zavel, bij lutumpercentage tussen 17,5% en 25% van zware zavel. Bij lutumpercentages van meer dan 25% spreekt men van klei. De exacte data ontleen ik aan Wikipedia. Maar zavel komt dus in de verste verte nog niet in de buurt van chamotteklei. Hollandse rooie, zo noemen we dit spul - al moet je die term hier in de provincie niet gebruiken!


De boeren hier kunnen, door wat grond tussen hun vingers te wrijven, voelen of ze te maken hebben met óf goede zavel, óf 'apenklei' zoals het hier genoemd wordt. Die apenklei ligt hier een paar kilometer verderop, waar ooit de zee een eind landinwaarts drong en zeeklei als sediment heeft achtergelaten. Zavel duidt op oude strandwallen, die door de zee overspoeld zijn, maar waar de zeeklei gemengd werd met zand. 


Zo tuimel ik van materiaalonderzoek in de paleogeologie: het atelier staat op een eeuwenoude landtong, aan het eind van wat vóór het begin van onze jaartelling een duinenrij was, langs de al eeuwen geleden dichtgeslibde Middelzee omhoog en dan naar het oosten tot het stroomgebied van de Peazens, een al net zo eeuwenoude maar allang dichtgeslibde zeearm. Op die landtong ligt het dorp dat zo heet...