Dit wordt 'm dus niet! Al in september of oktober vorig jaar, tijdens de aanloop naar de expositie LABYRINT of DOOLHOF in het Glazen Huis in Amsterdam, was ik bezig om wat dingetjes uit te proberen voor het HOMUNCULUSproject.
Dat resulteerde in dit proefstukje dat ik zelfs meegenomen heb naar Amsterdam,
maar uiteindelijk niet heb geëxposeerd - deels omdat er geen ruimte voor was, deels omdat ik het resultaat al had afgekeurd. Maar ik vind de foto wel aardig, en van je mislukkingen kun je leren, dus zet ik hem hier toch maar neer, voorzien van zelfkritisch commentaar waaruit een en ander wel zal blijken.
Je ziet mijn eigen voetafdrukken (maatje 43) met daarin klodders gesmolten lood. Mijn voetstappen worden door metalen pennen doorboord én opgetild. Op de grond ligt een klompje goud. Lees de symboliek er maar in zoveel als je wilt, ik bemoei me er niet mee!
Het klompje goud is duidelijk nep: het is maar gedeeltelijk verguld en het breukvlak van de kiezelsteen is zwart. Hier wordt dan ook nadrukkelijk geen goud gesuggereerd, maar leegte die verborgen zit achter klatergoud en te dik opgelegde symboliek. Maar zoals het er nu uitziet lijkt het nergens naar!
Ik dacht me te kunnen laten inspireren door Anish Kapoor, die zich in zijn beeldhouwwerk nadrukkelijk bezighoud met 'binnenkant', met leegte waar je juist volheid verwacht. Dat spreekt mij enorm aan, maar hij kan dat zoveel virtuoser dan ik! Ga maar eens kijken in museum De Pont in Tilburg hoe hij, met niet meer dan zwart pigment de Leegte weet op te roepen - leegte die vrees inboezemt, en tegelijkertijd fascineert en aantrekt (tremendum ac fascinans!) Hier kan ik alleen maar diep mijn hoed afnemen en de meester erkennen.
Zo, dat weet ik nu dus. Maar ook dat lood moet ik heel anders benaderen. En hoe ik precies mijn voetstappen moet zetten, daar ben ik ook nog lang niet uit. Alleen die metalen pennen, hoe die mijn voetstappen doorboren en tegelijkertijd hooghouden - dat trucje heb ik leuk uitgewerkt en gaandeweg in de vingers gekregen.
Kijk, zo leer je van je mislukkingen... Dit wordt 'm dus niet. Wat 'm dan wél wordt? Wacht maar af, ik werk gestaag door.
zondag 29 januari 2012
zondag 22 januari 2012
Ik weet zijn naam niet. Ik weet ook niet meer de aanklacht op basis waarvan hij vastgezet was in Huis van Bewaring 'Havenstraat' in Amsterdam. Ik heb hem ook nooit gezien. Mijn collega Ruud Bosma, de dominee, had kortstondig contact met hem. De man vroeg hem een bijbel, en mijn collega, uit de goedheid van zijn hart, gaf hem er een.
Nu wist Gerard Reve wel dat de Schrift tegen alle vormen van uitleg bestand is, behalve tegen één: de letterlijke. Maar deze gedetineerde wist dat niet. In een wanhopige poging van datgene af te komen wat brandde in zijn hart en zijn lendenen, maar waarvan hij geleerd had: dit is zonde - las hij letterlijk: "Als uw oog, of uw hand, u aanstoot geeft - ruk het uit! Hak hem af!" En dat deed hij.
Met een schaar wurmde hij één oog uit de kas. Het andere liet hij zitten, om te kunnen zien hoe hij zijn beide tepels afknipte en vervolgens de schaar in zijn geslachtsdelen zette. Na enige tijd moet toch het besef tot hem doorgedrongen zijn dat hier iets niet goed ging: hij drukte op de alarmknop. De bewaarder die, om te zien wat er aan de hand was het luikje in de celdeur opende, dacht in eerste instantie dat de man een rood t-shirt aanhad...
'Bloed' is sinds die dag voor mij geen "symbool" meer.
'Bloed' is voor mij het bloed van Luís, waarin het HIV-virus leefde dat hem vermoord heeft. En het is mijn bloed dat, zo bleek later, dat virus niet bevatte, ook al had ik dat wel verwacht, of gehoopt - ook in de dood wilde ik bij hem zijn. Dat het niet zo gegaan is beleef ik als verraad.
Wat ook, heel in de verte, overeind blijft:
"Dit is Mijn Lichaam. Dit is Mijn Bloed."
De rest is bullshit.
Nu wist Gerard Reve wel dat de Schrift tegen alle vormen van uitleg bestand is, behalve tegen één: de letterlijke. Maar deze gedetineerde wist dat niet. In een wanhopige poging van datgene af te komen wat brandde in zijn hart en zijn lendenen, maar waarvan hij geleerd had: dit is zonde - las hij letterlijk: "Als uw oog, of uw hand, u aanstoot geeft - ruk het uit! Hak hem af!" En dat deed hij.
Met een schaar wurmde hij één oog uit de kas. Het andere liet hij zitten, om te kunnen zien hoe hij zijn beide tepels afknipte en vervolgens de schaar in zijn geslachtsdelen zette. Na enige tijd moet toch het besef tot hem doorgedrongen zijn dat hier iets niet goed ging: hij drukte op de alarmknop. De bewaarder die, om te zien wat er aan de hand was het luikje in de celdeur opende, dacht in eerste instantie dat de man een rood t-shirt aanhad...
'Bloed' is sinds die dag voor mij geen "symbool" meer.
'Bloed' is voor mij het bloed van Luís, waarin het HIV-virus leefde dat hem vermoord heeft. En het is mijn bloed dat, zo bleek later, dat virus niet bevatte, ook al had ik dat wel verwacht, of gehoopt - ook in de dood wilde ik bij hem zijn. Dat het niet zo gegaan is beleef ik als verraad.
Wat ook, heel in de verte, overeind blijft:
"Dit is Mijn Lichaam. Dit is Mijn Bloed."
De rest is bullshit.
zondag 15 januari 2012
Het atelier lijkt soms wel eens op de scheikundedoos uit mijn jeugd. Ik ben autodidact: door zelfstudie werk ik aan verdieping en verrijking van techniek en thematiek.
Vuur, zwavel, lood, glas - daarmee wil ik aan het werk, in diverse (meestal ongezonde) combinaties. Vanwege dat 'ongezond' wil ik buiten werken, maar daarvoor vind ik het net effe te koud en te nat. Studeren dus. Binnen.
Behalve aan de boeken die ik in de loop der jaren verzameld heb, en het internet natuurlijk, heb ik heel veel aan het tijdschrift kMkunstenaarsmaterialen en de daaraan geliëerde websites, zoals www.materia.nl. Vaak gaat het daarbij helemaal niet over materialen en technieken waar ik per se mee wil werken, maar de professionele en diepgaande manier waarop in de onderhavige media de materie wordt behandeld, werkt op mij heel inspirerend en uitdagend.
Ik werk het liefst met materiaal dat dicht bij mezelf staat, dat te vinden is in het landschap waarin ik woon. Klei staat dan natuurlijk op eenzame hoogte. En wat dat betreft leer ik veel van de mensen in mijn omgeving. Boeren. Landbouwers en tuinders. Zo heb ik geleerd dat wij hier wonen op zavel. Zavel (van het Latijnse sabulum; "grof zand" of "kiezelzand") is een (minerale) grondsoort. Men spreekt van zavel als grond een bepaald percentage deeltjes lutum bevat. De rest is zand. Zavel wordt gebruikt voor de teelt van bloembollen. Het is meestal vruchtbaar, goed te bewerken, vochthoudend en doorwortelbaar. Lutum zijn kleideeltjes kleiner dan 0,002 mm. Bij een lutumpercentage tussen 8% en 12% spreekt men van zeer lichte zavel, bij lutumpercentage tussen 12% en 17,5% van matig lichte zavel, bij lutumpercentage tussen 17,5% en 25% van zware zavel. Bij lutumpercentages van meer dan 25% spreekt men van klei. De exacte data ontleen ik aan Wikipedia. Maar zavel komt dus in de verste verte nog niet in de buurt van chamotteklei. Hollandse rooie, zo noemen we dit spul - al moet je die term hier in de provincie niet gebruiken!
De boeren hier kunnen, door wat grond tussen hun vingers te wrijven, voelen of ze te maken hebben met óf goede zavel, óf 'apenklei' zoals het hier genoemd wordt. Die apenklei ligt hier een paar kilometer verderop, waar ooit de zee een eind landinwaarts drong en zeeklei als sediment heeft achtergelaten. Zavel duidt op oude strandwallen, die door de zee overspoeld zijn, maar waar de zeeklei gemengd werd met zand.
Zo tuimel ik van materiaalonderzoek in de paleogeologie: het atelier staat op een eeuwenoude landtong, aan het eind van wat vóór het begin van onze jaartelling een duinenrij was, langs de al eeuwen geleden dichtgeslibde Middelzee omhoog en dan naar het oosten tot het stroomgebied van de Peazens, een al net zo eeuwenoude maar allang dichtgeslibde zeearm. Op die landtong ligt het dorp dat zo heet...
Vuur, zwavel, lood, glas - daarmee wil ik aan het werk, in diverse (meestal ongezonde) combinaties. Vanwege dat 'ongezond' wil ik buiten werken, maar daarvoor vind ik het net effe te koud en te nat. Studeren dus. Binnen.
Behalve aan de boeken die ik in de loop der jaren verzameld heb, en het internet natuurlijk, heb ik heel veel aan het tijdschrift kMkunstenaarsmaterialen en de daaraan geliëerde websites, zoals www.materia.nl. Vaak gaat het daarbij helemaal niet over materialen en technieken waar ik per se mee wil werken, maar de professionele en diepgaande manier waarop in de onderhavige media de materie wordt behandeld, werkt op mij heel inspirerend en uitdagend.
Ik werk het liefst met materiaal dat dicht bij mezelf staat, dat te vinden is in het landschap waarin ik woon. Klei staat dan natuurlijk op eenzame hoogte. En wat dat betreft leer ik veel van de mensen in mijn omgeving. Boeren. Landbouwers en tuinders. Zo heb ik geleerd dat wij hier wonen op zavel. Zavel (van het Latijnse sabulum; "grof zand" of "kiezelzand") is een (minerale) grondsoort. Men spreekt van zavel als grond een bepaald percentage deeltjes lutum bevat. De rest is zand. Zavel wordt gebruikt voor de teelt van bloembollen. Het is meestal vruchtbaar, goed te bewerken, vochthoudend en doorwortelbaar. Lutum zijn kleideeltjes kleiner dan 0,002 mm. Bij een lutumpercentage tussen 8% en 12% spreekt men van zeer lichte zavel, bij lutumpercentage tussen 12% en 17,5% van matig lichte zavel, bij lutumpercentage tussen 17,5% en 25% van zware zavel. Bij lutumpercentages van meer dan 25% spreekt men van klei. De exacte data ontleen ik aan Wikipedia. Maar zavel komt dus in de verste verte nog niet in de buurt van chamotteklei. Hollandse rooie, zo noemen we dit spul - al moet je die term hier in de provincie niet gebruiken!
De boeren hier kunnen, door wat grond tussen hun vingers te wrijven, voelen of ze te maken hebben met óf goede zavel, óf 'apenklei' zoals het hier genoemd wordt. Die apenklei ligt hier een paar kilometer verderop, waar ooit de zee een eind landinwaarts drong en zeeklei als sediment heeft achtergelaten. Zavel duidt op oude strandwallen, die door de zee overspoeld zijn, maar waar de zeeklei gemengd werd met zand.
Zo tuimel ik van materiaalonderzoek in de paleogeologie: het atelier staat op een eeuwenoude landtong, aan het eind van wat vóór het begin van onze jaartelling een duinenrij was, langs de al eeuwen geleden dichtgeslibde Middelzee omhoog en dan naar het oosten tot het stroomgebied van de Peazens, een al net zo eeuwenoude maar allang dichtgeslibde zeearm. Op die landtong ligt het dorp dat zo heet...
vrijdag 6 januari 2012
De storm is uitgeraasd. Buiten, onder het raam van het atelier, lag vanmorgen een dode sperwer, of is het een havik? De bijna krankzinnige woede die zo kenmerkend is voor de roofvogelblik is uit zijn ogen verdwenen. De roofvogel die zelf zo vaak genadeloos toesloeg is nu zelf slachtoffer geworden. En terwijl ik deze tekst typ vliegt een tweede exemplaar hier recht over het atelier! Op zoek naar...?
De onontkoombare dood. Alles in dit universum heeft de neiging zich te ontwikkelen naar een steeds grotere complexiteit, met verval en chaos tot gevolg. Misschien is dat wel wat wij 'tijd' noemen: een constante herschikking van de elementaire deeltjes in de vorm van opkomst, bloei, verval en chaos, enzovoort...
Alles lijkt een begin en een eind te hebben. Maar of dat ook zo is voor het universum als geheel, en dus voor de tijd zelf, is nog maar de vraag. Misschien is de Big Bang een metafoor voor wat er constant plaatsvindt in dit universum, overal, op allerlei niveau's.
Van de astrofysicus Marcelo Gleiser (Een scheurtje in de rand van de schepping, over de betekenis van leven in een onvolmaakt heelal, uitg. Paradigma, Amsterdam 2010) heb ik geleerd dat dit universum nét niet in evenwicht is, nét niet symmetrisch, en dat het daardoor blijft bestaan. Volmaakt evenwicht, volmaakte symmetrie, betekent stilstand, en dus niet-bestaan. Te veel asymmetrie leidt tot desintegratie, en dus ook tot niet-bestaan. Maar omdat het universum nét niet symmetrisch is, is er dynamiek: elementaire deeltjes tuimelen om elkaar heen, gaan interactie aan, verbindingen, groeien uit tot atomen, moleculen, sterrenstelsels... met uiteindelijk leven in de vorm van zichzelfbewuste individuen als (voorlopig?) resultaat. En in het brein van die individuen is het universum bezig met proberen zichzelf te begrijpen.
En dat dus naar aanleiding van een dooie vogel! Wat dit met kunst te maken heeft? Mijns inziens is kunst één van die talloze verschillende manieren waarop het universum, door middel van de menselijke existentie, probeert zichzelf te realiseren. Kunst is roepen HIER BEN IK! tegen het niet-zijn, tegen de dood.
De onontkoombare dood. Alles in dit universum heeft de neiging zich te ontwikkelen naar een steeds grotere complexiteit, met verval en chaos tot gevolg. Misschien is dat wel wat wij 'tijd' noemen: een constante herschikking van de elementaire deeltjes in de vorm van opkomst, bloei, verval en chaos, enzovoort...
Alles lijkt een begin en een eind te hebben. Maar of dat ook zo is voor het universum als geheel, en dus voor de tijd zelf, is nog maar de vraag. Misschien is de Big Bang een metafoor voor wat er constant plaatsvindt in dit universum, overal, op allerlei niveau's.
Van de astrofysicus Marcelo Gleiser (Een scheurtje in de rand van de schepping, over de betekenis van leven in een onvolmaakt heelal, uitg. Paradigma, Amsterdam 2010) heb ik geleerd dat dit universum nét niet in evenwicht is, nét niet symmetrisch, en dat het daardoor blijft bestaan. Volmaakt evenwicht, volmaakte symmetrie, betekent stilstand, en dus niet-bestaan. Te veel asymmetrie leidt tot desintegratie, en dus ook tot niet-bestaan. Maar omdat het universum nét niet symmetrisch is, is er dynamiek: elementaire deeltjes tuimelen om elkaar heen, gaan interactie aan, verbindingen, groeien uit tot atomen, moleculen, sterrenstelsels... met uiteindelijk leven in de vorm van zichzelfbewuste individuen als (voorlopig?) resultaat. En in het brein van die individuen is het universum bezig met proberen zichzelf te begrijpen.
En dat dus naar aanleiding van een dooie vogel! Wat dit met kunst te maken heeft? Mijns inziens is kunst één van die talloze verschillende manieren waarop het universum, door middel van de menselijke existentie, probeert zichzelf te realiseren. Kunst is roepen HIER BEN IK! tegen het niet-zijn, tegen de dood.
dinsdag 3 januari 2012
Storm loeit rond het atelier, regenwater slaat tegen de ramen. Ik ben onder de indruk van de documentaire Water Children van Aliona van der Horst, vorige week donderdag uitgezonden door de VPRO. De film is gemaakt naar aanleiding van een kunstwerk van de Japanse, in Amsterdam woonachtige concertpianiste Tomoko Mukaiyama, moeder van een levenslustige tienerdochter. Toen Mukaiyama zich er van bewust werd dat voor haar de tijd om meer kinderen te krijgen voorbij was, wilde ze dat markeren: in een leegstaande hangar in een Japans dorpje hing ze 12.000 witte jurkjes op en in het midden daarvan the Red Room, een aantal in menstruatiebloed gedrenkte jurkjes.
Je betreedt als mannelijke kijker dan een gebied waarop je eigenlijk niets te zoeken hebt. Het gaat hier over iets dat vrouwen eigen is: het verbijsterende raadsel van het leven, en hoe dat wordt doorgegeven. Maar ook van de dood: van het leven dat niet tot bloei komt, of niet verder komt dan een eerste aanleg. Het gaat ook over misgeboorte, over niet-geboorte. En over hoe dat is, beleefd en aan den lijve gevoeld door de vrouwen. Tot dat geheim, dat onuitsprekelijke weten, heb je als man geen toegang. De weinige mannen in de documentaire kijken net zo bedremmeld in de camera als ik naar het beeldscherm. Maar ik werd wel geraakt.
De volgende morgen werd ik weer met beide voeten op de grond gezet door de column van Max Pam in De Volkskrant. Hij schrijft over nep en echt in de liefde. En alles kwam voorbij: van vaginacorrecties en viagra tot borstimplantaten en anusblekerij. Pam eindigt aldus: "Het kan niet anders dan dat in de toekomst het verschil tussen echt en nep op veel terreinen vervaagt. In de chemie is dat al gebeurd. Natuurlijke vitamines zijn niet van kunstmatige te onderscheiden. Dankzij Marcel Duchamp en Andy Warhol kun je in de moderne kunst het verschil tussen echt en onecht niet meer maken. In de liefde is het proces nu in volle gang."
De documentaire van Van der Horst mondt uit in een beeldverslag van het Japans-boeddhistische ritueel ter herdenking van ongeboren kinderen - de waterkinderen uit de titel. Daarbij worden poppen en teddybeertjes verbrand door een shinto-priester met een brandblusapparaat bij de hand, en er wordt gebeden bij eindeloze rijen volkomen identieke, in serie geproduceerde baby-boeddha'tjes. Wat is echt? Wat is nep? Voor elk aangedragen speelgoedje toucheert de priester een royaal bedrag, en ook het bidden bij de muur van babyboeddha'tjes is niet geheel kosteloos...
Zelfs in de kunst is het verschil tussen echt en onecht niet meer te maken. Het heeft dan ook geen enkele zin je daar nog druk om te maken. Ironie - die is onmisbaar bij het bezien van onszelf en de contingentie van ons bestaan. Maar ook: solidariteit, zoals de vrouwen in de film ons laten zien.
Maar ook hier weer: ironie, en een gezonde dosis wantrouwen. "Wanneer kom jijzelf in de documentaire," vraagt Mukaiyama halverwege de film aan Van der Horst. "Hoe weet jij dat ik er zelf in voorkom?" is de wedervraag van de documentairemaakster; we weten dan al dat ze zelf geen kinderen kan krijgen, en we hebben haar al de buik van een zwangere vrouw zien bevoelen. En de kunstenares antwoordt: "Dat weet ik gewoon. Want dat voel ik!"
Hmm...
Je betreedt als mannelijke kijker dan een gebied waarop je eigenlijk niets te zoeken hebt. Het gaat hier over iets dat vrouwen eigen is: het verbijsterende raadsel van het leven, en hoe dat wordt doorgegeven. Maar ook van de dood: van het leven dat niet tot bloei komt, of niet verder komt dan een eerste aanleg. Het gaat ook over misgeboorte, over niet-geboorte. En over hoe dat is, beleefd en aan den lijve gevoeld door de vrouwen. Tot dat geheim, dat onuitsprekelijke weten, heb je als man geen toegang. De weinige mannen in de documentaire kijken net zo bedremmeld in de camera als ik naar het beeldscherm. Maar ik werd wel geraakt.
De volgende morgen werd ik weer met beide voeten op de grond gezet door de column van Max Pam in De Volkskrant. Hij schrijft over nep en echt in de liefde. En alles kwam voorbij: van vaginacorrecties en viagra tot borstimplantaten en anusblekerij. Pam eindigt aldus: "Het kan niet anders dan dat in de toekomst het verschil tussen echt en nep op veel terreinen vervaagt. In de chemie is dat al gebeurd. Natuurlijke vitamines zijn niet van kunstmatige te onderscheiden. Dankzij Marcel Duchamp en Andy Warhol kun je in de moderne kunst het verschil tussen echt en onecht niet meer maken. In de liefde is het proces nu in volle gang."
De documentaire van Van der Horst mondt uit in een beeldverslag van het Japans-boeddhistische ritueel ter herdenking van ongeboren kinderen - de waterkinderen uit de titel. Daarbij worden poppen en teddybeertjes verbrand door een shinto-priester met een brandblusapparaat bij de hand, en er wordt gebeden bij eindeloze rijen volkomen identieke, in serie geproduceerde baby-boeddha'tjes. Wat is echt? Wat is nep? Voor elk aangedragen speelgoedje toucheert de priester een royaal bedrag, en ook het bidden bij de muur van babyboeddha'tjes is niet geheel kosteloos...
Zelfs in de kunst is het verschil tussen echt en onecht niet meer te maken. Het heeft dan ook geen enkele zin je daar nog druk om te maken. Ironie - die is onmisbaar bij het bezien van onszelf en de contingentie van ons bestaan. Maar ook: solidariteit, zoals de vrouwen in de film ons laten zien.
Maar ook hier weer: ironie, en een gezonde dosis wantrouwen. "Wanneer kom jijzelf in de documentaire," vraagt Mukaiyama halverwege de film aan Van der Horst. "Hoe weet jij dat ik er zelf in voorkom?" is de wedervraag van de documentairemaakster; we weten dan al dat ze zelf geen kinderen kan krijgen, en we hebben haar al de buik van een zwangere vrouw zien bevoelen. En de kunstenares antwoordt: "Dat weet ik gewoon. Want dat voel ik!"
Hmm...
Abonneren op:
Posts (Atom)