Over vogels. En over illusies, en hoe dat allemaal voorbijgaat. Ik reed van Dokkum, via Hantum, Ternaard, het Skoar, Wierum en Nes naar huis terug toen ik, even buiten Nes, tot stoppen gemaand werd door twee wielrenners en drie brommerrijders in de berm van de Wierumerwei. Ik stapte uit om te informeren waarmee ik zou kunnen helpen toen ik het al zag: in het gras langs de kant van de weg zat een enorme buizerd, kwaad om zich heen kijkend. "Die is niet gelukkig," zei ik, "want dan zat-ie hier niet!" Dat was het gelegenheidsgezelschap met me eens, maar wat ze er dan mee aan moesten, vroeg men zich af. Ik heb ze voorgesteld te bellen met de Fûgelpits, het vogelopvangcentrum daar in de buurt. Dankzij de smartphone was het nummer gauw gevonden en het contact gauw gelegd. Er zou een chauffeur met een wagen met de benodigde materialen naar de aangeduide plek gestuurd worden, maar dat zou nog wel even kunnen duren. Zo'n vogel pak je niet zo maar even op om hem naast je in de auto even weg te brengen - dat wordt een bloedbad. De buizerd was dan blijkbaar wel vleugellam, maar nog lang niet buiten westen. Inmiddels had niemand zin om voor onbepaalde tijd bij het gewonde dier te blijven wachten. Ik ook niet. De drie brommerrijders stapten 's op, en ook ik zocht mijn wagentje weer op, de beide racefietsers beteuterd achterlatend. Of zij de gewonde vogel uiteindelijk ook aan zijn lot hebben overgelaten, en of ze bij de Fûgelpits het dier nog hebben weten op te lappen, ik weet het niet.
Maar het beeld staat nog op mijn netvlies: dat machtige beest, die enorme maar lamme vleugel, die woedend-wanhopige blik in het felle oog, de scherpe snavel... Machteloos langs de kant van de weg. Zelfs de sterksten sterven uiteindelijk net zo'n miserabele dood als de rest van ons.
Een paar dagen eerder liep ik, rond zonsondergang, naar de zeedijk. Dat moet afgelopen dinsdag geweest zijn: er was door werkzaamheden bij Metslawier een kabel kapot getrokken en er was geen radio, televisie, internet of telefoonverkeer mogelijk; heerlijk rustig! Wie daar in elk geval geen last van hadden, en zich er zelfs niet van bewust waren, was een jong stel met een klein dochtertje dat hun huifkar geparkeerd had op de Achterwei. Ik sprak ze, later, toen ik op mijn bankje zat, op de dijk en zij van de kwelder af kwamen. Ze bleken met die huifkar de hele zomer rond te trekken, van Belgisch Limburg langs het Nederlands-Duitse grensgebied en via Drente Friesland in. Ze bleven hier twee dagen staan, daarna was de bedoeling om via Lauwersoog Groningen in te trekken. Ze hadden Denemarken als doel op het oog. Een beetje kinderlijke indruk maakten ze op me: een rondreizend poppentheater in een sprookjeswereld waarin ze zelf geloofden. Ze vonden het hier prachtig. En ze hadden zulke mooie vogels gezien, daar aan het eind van de strekdam, op het wad! "Zijn dat misschien flamingo's, meneer?" Tja.
Ik heb ze uitgelegd dat flamingo's in dit deel van de wereld niet voorkomen, in het wild. En dat die mooie roze kleur waarschijnlijk veroorzaakt werd door het licht van de ondergaande zon.
Ook de machtigsten sterven, en ook de mooiste illusies verwaaien. Laten we , ondanks alles, toch maar in onszelf en in elkaar blijven geloven. Een ronddraaiend poppentheater met wij zelf als Jan Klaassen, meer is het niet. Maar het is alles wat we hebben. En wie van ons lukt het de leegte werkelijk onder ogen te zien...?
Toen ik, na dat gesprek, weer thuis kwam bleek de televisie etc. het weer te doen. De wereld draait gewoon door.