Toch valt het me mee. Toen ik van de week de ruimte binnenstapte waar mijn drie homunculi staan opgesteld, vond ik ze mooi. Ze hebben inderdaad iets heel fragiels, iets heel breekbaars, terwijl ze toch een krachtig verhaal neerzetten. Ik hoor zowel van bezoekers als van de andere exposanten positieve geluiden. "Is er iets platvloerser denkbaar dan een voetafdruk in de aarde... En dat jij daar dan zoiets spiritueels van weet te maken!" hoorde ik van Bouke Halma, maar niet alleen van hem. Een mevrouw: "Dat je zoiets gewoon máákt!" Tja mevrouw, ik sta er zelf ook wel eens versteld van... ;)
Ik ben gevraagd om, ter afsluiting van de expositie begin oktober een kleine lezing te houden over mijn werk, en over homunculus in het bijzonder. Dat is dan de tweede keer dat ik een actieve inhoudelijke bijdrage mag inbrengen op een bijeenkomst van ARTchipel (de eerste keer was de documentaire over Anselm Kiefer, begin dit jaar). Dat dwingt me om weer eens op papier te zetten wat er achter schuil gaat aan kijk op symbolen, maar ook neurowetenschap en zelfreflexie, herinneringen en emotionele beleving, duiding van de eigen persoon en eigen leven. Hier blijkt maar weer dat kunst maken voor mij een manier is om te proberen mijzelf in kaart te brengen- kunst als een manier waarop wij, mensen, onszelf en onze plaats in het geheel trachten te verstaan.
Het menselijk brein is zo 'n plek in het universum waar het universum zichzelf probeert te begrijpen, en daar probeer ik, in alle bescheidenheid, een klein steentje aan bij te dragen.