Exact een jaar geleden, op 28 september 2011, opende ik dit logboek met een stukje over de zwerfkiezelstenen die hier bij het aardappelrooien op de akkers gevonden worden. Miljoenen jaren geleden, in de voorlaatste IJstijd, zijn ze door de gletsjers vanuit het Hoge Noorden hierheen getransporteerd, en vervolgens in de onafzienbare loop der jaren met lagen sediment bedekt. Langzaam woelt de aarde de stenen omhoog, nu komen ze weer aan het licht...
Ik ga een grapje uithalen met die stenen: ik ga ze laten dansen! Een stukje lasdraad met een puntje bladgoud legt de verbinding tussen aarde en hemel. Het lasdraad maakt een hoek van ongeveer 53˚ met het horizontale vlak, overeenkomstig onze plaatselijke breedtegraad. Als je het lasdraad met behulp van een kompas op het noorden richt, wijst het puntje naar de poolster - en kijk: de steen danst schijnbaar aan de zwaartekracht ontheven naar het ware noorden, the true north!
Het jaar is rond, de aarde is éénmaal rond de zon gedraaid, en het lijkt me leuk om dit moment op deze manier te markeren.
vrijdag 28 september 2012
woensdag 26 september 2012
Na de eerste herfststorm van dit jaar heerst er stilte. Even een paar dagen rust. De expositie ZomerKunstKantoor in Dokkum loopt op z'n eind. We moeten het gewoon toegeven: op de openingsdag na was er bedroevend weinig belangstelling. Ik vraag me af hoe ARTchipel verdergaat. Ook Kees 't Hoen, die twee jaar geleden een galerie opende vlak bij ons KunstKantoor, geeft de pijp aan Maarten. Commercieel gezien zit er weinig kunstmuziek in het noordoosten van Friesland. Gelukkig hebben hij en wij contacten gelegd en zal er nog wel samengewerkt worden, in een of andere vorm, in een ander deel van het land wellicht.
Maar gelukkig hoef ik niet commercieel te werken, dus ik ga vrolijk verder: het koopcontract voor mijn nieuwe huis-met-atelier-en-zelfs-expositieruimte is getekend, volgende week vindt de overdracht plaats. De nieuwe locatie is in Paesens-Moddergat. Ja, dat is een dorpje verderop. Maar het is dichter bij de zeedijk en die eindeloze, uitzichtloze leegte die mij zo fascineert...
Bij gelegenheid van de verhuizing verander ik ook de naam van mijn blogspots, en er komt een blogspot bij (klik hierboven op actueel): ik ga verder als STUDIO TRUE NORTH.
Maar gelukkig hoef ik niet commercieel te werken, dus ik ga vrolijk verder: het koopcontract voor mijn nieuwe huis-met-atelier-en-zelfs-expositieruimte is getekend, volgende week vindt de overdracht plaats. De nieuwe locatie is in Paesens-Moddergat. Ja, dat is een dorpje verderop. Maar het is dichter bij de zeedijk en die eindeloze, uitzichtloze leegte die mij zo fascineert...
Bij gelegenheid van de verhuizing verander ik ook de naam van mijn blogspots, en er komt een blogspot bij (klik hierboven op actueel): ik ga verder als STUDIO TRUE NORTH.
vrijdag 21 september 2012
Een dilemma. Naar aanleiding van een gedachtewisseling met A.S. Over het aankopen van kunst, van iets dat je mooi vindt, dat je zou willen "hebben".
Ik weet dat ik het eeuwige leven niet heb. Beter gezegd: dat ben ik mij bewust, véél meer dan toen ik nog jong en levenskrachtig was (dan 'weet' je dat ook wel, maar je bent het je niet bewust). Ik kwam schitterende kleurenetsen tegen, waarvan ik er minstens één zou willen "hebben'' - maar. Na mijn dood vallen ze hoogstwaarschijnlijk in handen van mensen die de waarde en de schoonheid ervan niet inzien, hoogstens geïnteresseerd zijn in de geldswaarde ervan. Moet ik die etsen dan wel kopen, vraag ik mij af?
A.S.: "Dat maakt me niet uit. Wat belangrijk is, is dat ik er nú van kan genieten. Wat mijn nakomelingen er van vinden, en er mee doen, interesseert me niet."
A. heeft een punt. Maar aan de andere kant: die dingen hebben niet alleen waarde en betekenis voor mij - ze hebben wellicht ook een intrinsieke waarde. En daarom mogen de dingen die ik bij leven wil "hebben" na mijn dood niet in handen vallen van mensen die de intrinsieke waarde ervan niet inzien. Koop ik die dingen dan toch, in de wetenschap dat ze na mijn dood worden verkwanseld of zelfs gewoon weggegooid, dan pleeg ik verraad aan de schoonheid en de waarde van die dingen die die dingen 'eigen' zijn.
Sleutelwoorden in deze zijn ik en mij, en intrinsieke waarde (waarde der dingen die 'ik' en 'mij' overstijgt). Ik kom er niet uit. Toch moet ik hier binnenkort wel uit zien te komen. Ik sta namelijk op het punt wat dingetjes te kopen (nee, niet die etsen waar ik het over had.)
De echte vraag is natuurlijk, in de praktijk: aan wie laat ik het spul na, zodat die intrinsieke waarde ervan wél recht gedaan wordt? Tja. Ik heb ooit eens een aanbod gekregen om mijn nalatenschap te beheren, van mensen met wie ik nu helemaal niets meer te maken wil hebben. Dus de vraag blijft:
da capo al fine
Maar natuurlijk hebben de dingen geen intrinsieke waarde. De dingen hebben alleen waarde, en schoonheid, en betekenis in onze ogen. Let hierbij vooral ook op het woordje onze. De dingen hebben hoogstens een intersubjectieve waarde: ze zijn mooi, en waardevol, omdat ze dat niet alleen voor mij zijn, maar voor nog een heleboel andere mensen. Als ik dus respectvol om wil gaan (en om wil laten gaan) met de dingen die ik heb (zelfs nadat ik heb opgehouden te bestaan), dan is dat in de grond van de zaak omdat ik respectvol om wil gaan met mijn medemensen. Zoals ik, omgekeerd, van mijn medemensen respect verlang. Ook hier geldt Levinas: de categorische imperatief is het gelaat van de ander. Misschien is daarom portretkunst wel de hoogste vorm van cultuur.
Ik weet dat ik het eeuwige leven niet heb. Beter gezegd: dat ben ik mij bewust, véél meer dan toen ik nog jong en levenskrachtig was (dan 'weet' je dat ook wel, maar je bent het je niet bewust). Ik kwam schitterende kleurenetsen tegen, waarvan ik er minstens één zou willen "hebben'' - maar. Na mijn dood vallen ze hoogstwaarschijnlijk in handen van mensen die de waarde en de schoonheid ervan niet inzien, hoogstens geïnteresseerd zijn in de geldswaarde ervan. Moet ik die etsen dan wel kopen, vraag ik mij af?
A.S.: "Dat maakt me niet uit. Wat belangrijk is, is dat ik er nú van kan genieten. Wat mijn nakomelingen er van vinden, en er mee doen, interesseert me niet."
A. heeft een punt. Maar aan de andere kant: die dingen hebben niet alleen waarde en betekenis voor mij - ze hebben wellicht ook een intrinsieke waarde. En daarom mogen de dingen die ik bij leven wil "hebben" na mijn dood niet in handen vallen van mensen die de intrinsieke waarde ervan niet inzien. Koop ik die dingen dan toch, in de wetenschap dat ze na mijn dood worden verkwanseld of zelfs gewoon weggegooid, dan pleeg ik verraad aan de schoonheid en de waarde van die dingen die die dingen 'eigen' zijn.
Sleutelwoorden in deze zijn ik en mij, en intrinsieke waarde (waarde der dingen die 'ik' en 'mij' overstijgt). Ik kom er niet uit. Toch moet ik hier binnenkort wel uit zien te komen. Ik sta namelijk op het punt wat dingetjes te kopen (nee, niet die etsen waar ik het over had.)
De echte vraag is natuurlijk, in de praktijk: aan wie laat ik het spul na, zodat die intrinsieke waarde ervan wél recht gedaan wordt? Tja. Ik heb ooit eens een aanbod gekregen om mijn nalatenschap te beheren, van mensen met wie ik nu helemaal niets meer te maken wil hebben. Dus de vraag blijft:
da capo al fine
Maar natuurlijk hebben de dingen geen intrinsieke waarde. De dingen hebben alleen waarde, en schoonheid, en betekenis in onze ogen. Let hierbij vooral ook op het woordje onze. De dingen hebben hoogstens een intersubjectieve waarde: ze zijn mooi, en waardevol, omdat ze dat niet alleen voor mij zijn, maar voor nog een heleboel andere mensen. Als ik dus respectvol om wil gaan (en om wil laten gaan) met de dingen die ik heb (zelfs nadat ik heb opgehouden te bestaan), dan is dat in de grond van de zaak omdat ik respectvol om wil gaan met mijn medemensen. Zoals ik, omgekeerd, van mijn medemensen respect verlang. Ook hier geldt Levinas: de categorische imperatief is het gelaat van de ander. Misschien is daarom portretkunst wel de hoogste vorm van cultuur.
zondag 16 september 2012
Toch valt het me mee. Toen ik van de week de ruimte binnenstapte waar mijn drie homunculi staan opgesteld, vond ik ze mooi. Ze hebben inderdaad iets heel fragiels, iets heel breekbaars, terwijl ze toch een krachtig verhaal neerzetten. Ik hoor zowel van bezoekers als van de andere exposanten positieve geluiden. "Is er iets platvloerser denkbaar dan een voetafdruk in de aarde... En dat jij daar dan zoiets spiritueels van weet te maken!" hoorde ik van Bouke Halma, maar niet alleen van hem. Een mevrouw: "Dat je zoiets gewoon máákt!" Tja mevrouw, ik sta er zelf ook wel eens versteld van... ;)
Ik ben gevraagd om, ter afsluiting van de expositie begin oktober een kleine lezing te houden over mijn werk, en over homunculus in het bijzonder. Dat is dan de tweede keer dat ik een actieve inhoudelijke bijdrage mag inbrengen op een bijeenkomst van ARTchipel (de eerste keer was de documentaire over Anselm Kiefer, begin dit jaar). Dat dwingt me om weer eens op papier te zetten wat er achter schuil gaat aan kijk op symbolen, maar ook neurowetenschap en zelfreflexie, herinneringen en emotionele beleving, duiding van de eigen persoon en eigen leven. Hier blijkt maar weer dat kunst maken voor mij een manier is om te proberen mijzelf in kaart te brengen- kunst als een manier waarop wij, mensen, onszelf en onze plaats in het geheel trachten te verstaan.
Het menselijk brein is zo 'n plek in het universum waar het universum zichzelf probeert te begrijpen, en daar probeer ik, in alle bescheidenheid, een klein steentje aan bij te dragen.
Ik ben gevraagd om, ter afsluiting van de expositie begin oktober een kleine lezing te houden over mijn werk, en over homunculus in het bijzonder. Dat is dan de tweede keer dat ik een actieve inhoudelijke bijdrage mag inbrengen op een bijeenkomst van ARTchipel (de eerste keer was de documentaire over Anselm Kiefer, begin dit jaar). Dat dwingt me om weer eens op papier te zetten wat er achter schuil gaat aan kijk op symbolen, maar ook neurowetenschap en zelfreflexie, herinneringen en emotionele beleving, duiding van de eigen persoon en eigen leven. Hier blijkt maar weer dat kunst maken voor mij een manier is om te proberen mijzelf in kaart te brengen- kunst als een manier waarop wij, mensen, onszelf en onze plaats in het geheel trachten te verstaan.
Het menselijk brein is zo 'n plek in het universum waar het universum zichzelf probeert te begrijpen, en daar probeer ik, in alle bescheidenheid, een klein steentje aan bij te dragen.
vrijdag 7 september 2012
De drie homunculi op de expositie ZomerKunstKantoor 2012, de hele maand september in Dokkum. Geen beste foto: tegenlicht, en dan die tuin achter dat spiegelende raam, maar het geeft een indruk. De meest rechtse homunculus staat al in galerie the idea of north, de andere twee nog niet. Ik betwijfel of ze daar ooit in komen te staan: ze bevallen me niet. En wat mij op het eerste gezicht niet onmiddellijk bevalt is niet goed genoeg. Dat ze toch op deze expositie staan is om te zien hoe er op gereageerd wordt. Tot nu toe is er nog niet of nauwelijks op gereageerd, en dat is een veeg teken. De meest rechtse, die met dat ei, valt ook bij het publiek goed in de smaak, en dat bevestigt mijn gedachte: die mag blijven. Omdat dat zo zielig is voor die andere twee worden ze hierbij nog even uitgelicht:
zondag 2 september 2012
En dan lukt het opeens! Met behulp van een zware soldeerbout (260 W), geleend van dorpsgenoot Klaas, en een tussenmaat gasbrander, vooral geschikt voor het bereiden van crême caramel (ja, nouja...) smelten mijn tenen en de bal van mijn voet zich door het lood. Uiteindelijk gevolg is, dat er eind deze week naar alle waarschijnlijkheid drie HOMUNCULI te zien zullen zijn in Dokkum. De expositie is gisteren geopend, in een uitstekende sfeer, en met meteen al 250 bezoekers.
Abonneren op:
Posts (Atom)