zaterdag 9 februari 2013

Ik dacht dat ik het wel gehad had met die "scheikundedozenkunst" van Anselm Kiefer, Joseph Beuys en hun adepten, mezelf incluis. Maar die scepsis verdween als sneeuw voor de zon toen ik afgelopen donderdag de ruimte van de Vleeshal in Haarlem betrad. Onmiddellijk werd ik gegrepen door wat ik daar zag: twee vliegtuigmotoren (één liggend op de grond, de ander hangend aan het plafond), drie stadsbanken, een roestvrijstalen ontleedtafel. Meer niet. Maar het greep me bij mijn lurven en het liet me niet meer los.




Op onregelmatige tijden komt een jonge man de ruimte binnen. Hij kleedt zich uit, legt zijn opgevouwen kleding weg, steekt een vuurtje aan op één van de objecten en gaat dan zitten op de vliegtuigmotor, de bank of de tafel. Als het vuur gedoofd is trekt hij zijn kleren weer aan en vertrekt.




Ik bezocht de eerste museumsolo in Nederland van de Britse kunstenaar Roger Hiorns (Birmingham, 1975), van 1 december 2012 tot 24 februari 2013 in de Hallen Haarlem. Zijn werk wordt hier in kunsthistorische context geplaatst door de gelijktijdige expositie van twee werken van Joseph Beuys: Voglie vedere i miei montagne uit 1971 en Straszenbahnhaltestelle uit 1976.

Roger Hiorns is een hedendaagse alchemist. Hij maakt geen 'mooie' dingen, hij is veel meer geïnteresseerd in processen. Transformatie is een sleutelbegrip in zijn werk. Maar het zit ook zijn materiaalkeuze: kopersulfaat, vuur, hersenen, sperma. En die dan gecombineerd met motoren, roestvrij staal, fijngemalen antidepressiva. Zijn kunst is nooit 'af', maar altijd in wording, in beweging: de kopersulfaatkristallen, waarmee hij bijvoorbeeld motoren bedekt, blijven op microscopisch niveau doorgroeien; schuim borrelt doorlopend op uit een compressor, een ander apparaat  laat munten op de vloer vallen. We zien abstracte objecten van piepschuim en een serie vierkante panelen: witachtig, heel licht beige - wat stellen ze voor? Niets? Tot we er achter komen dat ze beschilderd zijn met koeienhersenen...




Het gaat niet alleen om een materieel proces, zelfs niet in de allereerste plaats. Het gaat vooral om het geestelijk proces, dat de confrontatie met het werk van Hiorns in ons brein in gang zet: hoe verandert onze manier van kijken naar een object als we weten dat er koeienhersens in verwerkt zijn? Daarom presenteert deze kunst geen afgerond verhaal, maar stelt ze de vraag in hoeverre wij in staat zijn de werkelijkheid om ons heen te doorgronden. De begeleidende teksten bij de expositie wijzen op een aantal ingrediënten in Hiorns' werk die tot dat van Joseph Beuys terug te traceren zijn: de interesse in transformatieprocessen en in "de wereld áchter de zichtbare werkelijkheid".

En tegen die laatste formulering heb ik bezwaar. Er is geen "wereld áchter de zichtbare werkelijkheid", ook niet volgens Beuys en Hiorns. Die wereld van betekenissen zit vóór de zichtbare werkelijkheid: die zit namelijk in onze eigen kop. Wij zien niet de werkelijkheid, wij zien het beeld dat ons brein maakt van de werkelijkheid. Ooit zag de primitieve mens geesten, goden en geheimen in elke boom, elke bron, elke opvallende steen: heel de werkelijkheid was begeesterd. Animistische culturen zien dat nog steeds zo. Maar de moderne mens is daar aan voorbij. Wij weten dat wij betekenissen, symboliek, waarden projecteren in de objecten die ons omringen. Wij zelf "be-tekenen" de wereld. Dat maakt ons tot geestelijke wezens. Moderne spiritualiteit is anthropocentrisch.

Wij zien niet de werkelijkheid, wij zien het beeld dat ons brein maakt van de werkelijkheid. En dát roept de vraag op, in hoeverre wij een object werkelijk kunnen kennen. Een antwoord op die vraag zal in elk geval ook moeten behelzen dat we dat met onze ratio alleen nooit zullen kunnen - ook onbeheersbare processen als agressie en erotiek zijn in dit proces impliciet gegeven. Eenieder die zich met spiritualiteit wil bezighouden zal níet naar zijn navel moeten staren, maar voor de spiegel moeten gaan staan en zichzelf, als mens, genadeloos onder ogen komen, ontleden, onderzoeken. Die spiegel houdt Roger Hiorns, en veel hedendaagse kunstenaars met hem, ons voor.

Op kleine schaal stelde Hiorns dat verband tussen het profane en het sacrale op een leuke manier present. Uit een luidspreker, met een verbinding naar een microfoon in de naast de Vleeshal gelegen Grote- of Sint Bavokerk, klonken in de expositieruimte geluiden uit die kerk: voetstappen, stemmen, een deur die dichtslaat. Even later bezocht ik zelf de Sint Bavo - toen klonken mijn voetstappen in de Vleeshal...



Die naakte jongeman heb ik trouwens gemist. Toen ik quasi terloops bij de mevrouw achter de kassa informeerde of het de moeite waard was op hem te wachten, zei ze dat die gebeurtenis alleen in het weekend plaatsvond. Een echtpaar achter mij toonde zich net zo teleurgesteld als ik. Ik heb nog voorgesteld dat ik dan zélf maar even... maar dat idee werd op schaterlachen onthaald!