zondag 5 november 2017
En dan wordt THE LAST DANCE en wat ik daarover bedacht en opgeschreven heb, terwijl ik allang met heel andere dingen bezig ben plotseling heel actueel. Uit Amsterdam krijg ik bericht dat de slokdarmkanker van N. weer helemaal terug is: een tumor van zeven centimeter, inoperabel en niet meer te bestralen. Ze verhuist deze week nog naar het hospice aan het Valeriusplein. Ik schrijf haar een brief waarin ik haar deelgenoot maak van mijn gedachten over Liefde, God en Dood. Ik hoop dat ze er iets aan heeft.
dinsdag 1 augustus 2017
Ik teken een kaart van het waddengebied boven Groningen, tussen Noordpolderzijl en Rottum (op basis van de Topografische Kaart van Nederland schaal 1:25 000 en ruimtefoto's van Google Earth) Als ik een eerste versie afheb en bekijk, zie ik dat de windingen van geulen en prielen tussen de platen en banken een grote gelijkenis vertonen met de windingen, lobben en kwabben van de menselijke hersenen.
Ik luister naar Orphic Fields, een werk uit 1993 van de Grieks-Nederlandse componiste Calliope Tsoupaki, voor twee piano's, twee harpen en dwarsfluit. Eerst op YouTube. En later, in VPRO's Vrije Geluiden, op Radio 4. ('t Liefst luister ik naar de stilte.)
Tsoupaki vertelt op YouTube dat het stuk gaat over de muzisch/magnetische "velden" die Orfeus, de grote zanger uit de Griekse mythologie, genereerde met zijn stem en zijn lier, waarmee hij alles en iedereen in zijn ban kon houden, zelfs de Dood (maar niet zichzelf...).
De wadden zijn voor mij, al heel lang, Orphic Fields: de eindeloze leegte, de eilanden als grote stepping stones over de horizon - metafoor voor het onvervulbare verlangen dat mij in zijn ban houdt. Verlangen naar...?
De Leegte, noem ik het.
Orphic Fields: de wadden, of kronkels in mijn geest? Wat maakt het uit, het binnen is als het buiten. Maar het is van twee dingen één: of ik verzuip er in, of ik maak er beelden van. Laat mij maar beelden maken; verzuipen kan altijd nog.
Ik luister naar Orphic Fields, een werk uit 1993 van de Grieks-Nederlandse componiste Calliope Tsoupaki, voor twee piano's, twee harpen en dwarsfluit. Eerst op YouTube. En later, in VPRO's Vrije Geluiden, op Radio 4. ('t Liefst luister ik naar de stilte.)
Tsoupaki vertelt op YouTube dat het stuk gaat over de muzisch/magnetische "velden" die Orfeus, de grote zanger uit de Griekse mythologie, genereerde met zijn stem en zijn lier, waarmee hij alles en iedereen in zijn ban kon houden, zelfs de Dood (maar niet zichzelf...).
De wadden zijn voor mij, al heel lang, Orphic Fields: de eindeloze leegte, de eilanden als grote stepping stones over de horizon - metafoor voor het onvervulbare verlangen dat mij in zijn ban houdt. Verlangen naar...?
De Leegte, noem ik het.
Orphic Fields: de wadden, of kronkels in mijn geest? Wat maakt het uit, het binnen is als het buiten. Maar het is van twee dingen één: of ik verzuip er in, of ik maak er beelden van. Laat mij maar beelden maken; verzuipen kan altijd nog.
zondag 9 juli 2017
"Wij zien niet de werkelijkheid, wij zien het beeld dat we met ons brein maken van de werkelijkheid."
Vanavond gezien in "The Mind of the Universe" deel 9 (VPRO-televisie): de interface theory. De werkelijkheid die wij menen te zien is waarschijnlijk niet veel meer dan een, door ons brein gecreëerde, interface die verwijst naar de werkelijkheid - zoals de interface op ons computerscherm. In hoeverre de werkelijkheid overeen komt met het beeld dat wij er van hebben, kunnen we nooit voor de volle 100% zeker weten. Of die 'werkelijkheid' achter de interface überhaupt bestaat - ook daarover valt niets met zekerheid te zeggen.
De speelruimte van de kunstenaar blijkt groter en groter, blijkt eindeloos...
Kunstenaar! Bouw mee aan de 'interface'! Weet dat het slechts een 'interface' is! En, vergeet nooit: over de veronderstelde werkelijkheid achter de 'interface' valt niets te zeggen - daarover moet je dus ZWIJGEN!!
Vanavond gezien in "The Mind of the Universe" deel 9 (VPRO-televisie): de interface theory. De werkelijkheid die wij menen te zien is waarschijnlijk niet veel meer dan een, door ons brein gecreëerde, interface die verwijst naar de werkelijkheid - zoals de interface op ons computerscherm. In hoeverre de werkelijkheid overeen komt met het beeld dat wij er van hebben, kunnen we nooit voor de volle 100% zeker weten. Of die 'werkelijkheid' achter de interface überhaupt bestaat - ook daarover valt niets met zekerheid te zeggen.
De speelruimte van de kunstenaar blijkt groter en groter, blijkt eindeloos...
Kunstenaar! Bouw mee aan de 'interface'! Weet dat het slechts een 'interface' is! En, vergeet nooit: over de veronderstelde werkelijkheid achter de 'interface' valt niets te zeggen - daarover moet je dus ZWIJGEN!!
maandag 29 mei 2017
Adriaan van Dis vertelt dat Akiko bericht dat Franz Kafka wrote: A first sign of the beginning of understanding is the wish to die. Ik citeer maar even (uit In het buitengebied).
Ik ben weer kaarten aan het tekenen. Net als veertien jaar geleden toen ik hier pas was komen wonen, en net als in eerdere periodes van verandering en omslag in mijn leven. 'Evocatieve cartografie' noem ik het maar: kaarten van eilanden, kustlijnen, in de omgeving waarin ik leef, of waar ik heimwee naar heb. En daarbij gaat 't wat mij betreft niet alleen over een exacte cartografische weergave van een geografische realiteit, maar ook (en vooral) om de beleving die ik heb van die realiteit, die geografie, die plek.
Ze zijn 'n symbool, die eilanden en kustlijnen: een land aan de overkant, waar ik naar verlang, of terugverlang, en dat ik (nog) niet kan (of wil) bereiken. Volgens mij gaan die kaarten over de dood, de leegte, die me afstoot en aantrekt tegelijk.
Maar tot welk inzicht (als Kafka gelijk heeft) dat moet gaan leiden...?
Misschien dit. Om in de sfeer van Van Dis' verhaal te blijven: het kunnen hebben van een doodswens onderscheidt de mens van de machine. Beter gezegd: als een machine "dood wil" leidt dat tot zelfvernietiging; een mens echter kan zijn doodswens sublimeren, er kunst van maken bijvoorbeeld.
Is dat 't waar ik mee bezig ben, met die kaartentekenarij?
Ik ben weer kaarten aan het tekenen. Net als veertien jaar geleden toen ik hier pas was komen wonen, en net als in eerdere periodes van verandering en omslag in mijn leven. 'Evocatieve cartografie' noem ik het maar: kaarten van eilanden, kustlijnen, in de omgeving waarin ik leef, of waar ik heimwee naar heb. En daarbij gaat 't wat mij betreft niet alleen over een exacte cartografische weergave van een geografische realiteit, maar ook (en vooral) om de beleving die ik heb van die realiteit, die geografie, die plek.
Ze zijn 'n symbool, die eilanden en kustlijnen: een land aan de overkant, waar ik naar verlang, of terugverlang, en dat ik (nog) niet kan (of wil) bereiken. Volgens mij gaan die kaarten over de dood, de leegte, die me afstoot en aantrekt tegelijk.
Maar tot welk inzicht (als Kafka gelijk heeft) dat moet gaan leiden...?
Misschien dit. Om in de sfeer van Van Dis' verhaal te blijven: het kunnen hebben van een doodswens onderscheidt de mens van de machine. Beter gezegd: als een machine "dood wil" leidt dat tot zelfvernietiging; een mens echter kan zijn doodswens sublimeren, er kunst van maken bijvoorbeeld.
Is dat 't waar ik mee bezig ben, met die kaartentekenarij?
zaterdag 18 februari 2017
SAVE THE LAST DANCE FOR ME. Dit gaat over de Dood.
Het is een evergreen, een tophit uit 1960 van The Drifters en sindsdien talloze malen gecoverd, op tekst van Doc Pomus en Mort Shuman. Iemand gunt zijn geliefde te dansen met wie die maar wil, de hele avond, een heel leven lang, maar die laatste dans – die is voor hem:
“Remember who is taking you home
and in who’s arms you gonna be.
So darling,
save the last dance for me.”
Wat mij betreft is het de Dood die ons dat zegt. En Gerard Reve heeft me dat laten zien.
Al enige jaren trek ik voetsporen door de (expositie)ruimte en door de tijd: op menselijke voeten gelijkende vormen die als eilanden in de oceaan de ruimte accentueren, en naar leegte verwijzen. Het begon met ORFEUS (2007), die, op zoek naar zijn gestorven lief, alles kon bedwingen – behalve zichzelf. FUGA (2010) bezong met het Wohltemperierte Klavier van Bach de breuk die door alles heen loopt, zelfs door onze dromen. ODYSSEE (2011) hernam het horizonmotief, met het besef dat wij zelf onze uiteindelijke horizon zijn waar wij nooit overheen zullen komen. Maar ook in de drie HOMUNCULUS-assemblages (2012) komen mijn voetstappen weer terug.
Ik zocht een manier om mijn voeten te laten “dansen”: op hun tenen te laten staan zonder dat ze omvielen. Ik vond die manier in het boetseren in was op een armatuur van vijf stukken koperdraad, voor de vijf tenen-middelvoetbeentjes. ‘n Knoop bij het hielbeen, en dan hou je vijf einden koper over waarop de voet kan leunen, of die de staande voet in balans kunnen houden. Zo kregen de voeten aangroeisels, takken, wortelachtige vormen, tentakels die zich uitstrekten. Het werkte, en niet alleen in technisch opzicht: ze spraken me aan, al wist ik niet goed hoe of wat. Er gebeurde iets in me, in mijn ingewanden en in mijn luchtpijp. Mijn voeten begonnen te dansen, maar op wat voor muziek…?
Want er is altijd muziek. Monteverdi’s opera l’Orfeo, Bachs WTK, en dan nu The Drifters. Of nee: muziek van de hedendaagse Vlaamse componist Janpieter Biesemans. Vijf Nippon Waka, vijf klassieke Japanse gedichten door hem op muziek gezet, trof ik aan op de cd LA CAUSE EST AMER van het ensemble Quadrivium. Zij specialiseren zich in laatmiddeleeuwse muziek, maar schuwen het overschrijden van muzikale grenzen niet, blijkens die Vijf Nippon Waka die op hun eerste cd de muziek van het Bourgondische hof afwisselen. Over de bittere kanten van de liefde gaat het: niet bij elkaar kunnen zijn, elkaar misverstaan, eenzaam achterblijven, stille overgave aan de leegte. Prachtige teksten, prachtige muziek! Hierdoor wilde ik me laten begeleiden, bij het boetseren aan mijn dansende voeten.
Voor de allereerste presentatie daarvan, tijdens de open-atelierroute Lauwersland in maart 2017, wilde ik ook die vijf klassieke Japanse gedichten aan het publiek laten lezen, als zijnde een belangrijke inspiratiebron voor het werk. De Japanse versie, met Engelse vertaling, staan in het begeleidende boekje bij de cd – zij het in ons Latijnse schrift. De Japanse tekst in ganji, hiragana, katakana vond ik op het internet. Maar ik wilde ook van elk gedicht een Nederlandse versie. Die wilde ik zelf maken (op basis van het Engels uiteraard; ik beheers het Japans niet), vrij, maar met behoud van de vorm: de Japanse tanka heeft 31 lettergrepen, verdeeld over vijf regels: 5-7-5-7-7. Geen rijm, maat of ritme. Dat moest lukken: zo heb ik ook wel Portugese poëzie in het Nederlands vertaald.
Meteen al bij de eerste regel van het eerste gedicht ging het mis. Het gaat over de eerste ontmoeting van de twee geliefden, en de eerste vonk die overslaat: “I have met my love”. Wat moest dat worden, in het Nederlands? “Ik heb mijn lief ontmoet” kreeg, in allerlei varianten, telkens meer dan vijf lettergrepen, en dat wilde ik niet. Temeer omdat het principe bij de hertaling van de andere gedichten wél te handhaven bleek. Er rolde uiteindelijk één goede zin uit: “Nu ken ik mijn lief”. Maar dat ging over méér dan over gewoon een eerste kennismaking. Het klinkt als een hernieuwd leren kennen, als de ontdekking van een diepere laag in de relatie: pas nú weet ik echt wie mijn lief is…
“Nu weet ik wie gij zijt” luidt de eerste regel van het gedicht HERKENNING van Gerard Reve. Misschien wel het mooiste gedicht uit de moderne Nederlandse literatuur: in vijf regels, een handvol beelden, raakt Reve aan alle grote thema’s van het mens-zijn: jeugd en ouderdom, vriendschap en eenzaamheid, volwassen worden, in traditie staan, liefde, god, en de Dood…
En toen begreep ik waar de gedichten over gingen, waar mijn sculptuurtjes op dansten met die verontrustende aangroeisels die de kop opstaken. Ik hoefde alleen maar het eerste gedicht, over die zogenaamde eerste kennismaking, op het einde te zetten en de cyclus ging over het onvervulbare verlangen naar de (mijn) gestorven geliefde, de stille overgave aan de Leegte, en de openbaring van een diepere laag: een eeuwige Geliefde…
De sculptuurtjes dansen nu over de vloer van de expositieruimte, door een vlak van wit licht, over de bodem van mijn ziel. De gedichten, ook het gedicht van Gerard Reve, zijn te lezen én te horen over de muziekinstallatie. Het geheel is op meerdere niveaus te beleven: begeleidende tekst heb ik tot op het minimum beperkt. De sculptuurtjes zijn en blijven van boetseerwas: een teer, kwetsbaar materiaal, vergankelijk. Ik zou ze kunnen vereeuwigen door ze in brons te laten gieten. Maar dat doe ik niet, want dan ‘werkt’ het niet meer. En zeg nou zelf: wat is ‘voor eeuwig’? Onze beelden? Schoonheid? Liefde…?
Ik heb er een haiku bij gemaakt:
verhaaltje van niks
hoef je niet te onthouden –
spoor in vroege sneeuw
THE LAST DANCE was voor het eerst te zien tijdens Kunst-aan-Huis, de open-atelierroute Lauwersland, op 11/12 en 18/19 maart 2017, in mijn expositieruimte aan het Bakkerssteechje te Paesens. Daarna, voor zolang het duurt, op afspraak en op goed geluk. Uiteindelijk zullen de sculptuurtjes worden vernietigd.
Nix (niks) is een Latijns woord voor sneeuw
Het is een evergreen, een tophit uit 1960 van The Drifters en sindsdien talloze malen gecoverd, op tekst van Doc Pomus en Mort Shuman. Iemand gunt zijn geliefde te dansen met wie die maar wil, de hele avond, een heel leven lang, maar die laatste dans – die is voor hem:
“Remember who is taking you home
and in who’s arms you gonna be.
So darling,
save the last dance for me.”
Wat mij betreft is het de Dood die ons dat zegt. En Gerard Reve heeft me dat laten zien.
Al enige jaren trek ik voetsporen door de (expositie)ruimte en door de tijd: op menselijke voeten gelijkende vormen die als eilanden in de oceaan de ruimte accentueren, en naar leegte verwijzen. Het begon met ORFEUS (2007), die, op zoek naar zijn gestorven lief, alles kon bedwingen – behalve zichzelf. FUGA (2010) bezong met het Wohltemperierte Klavier van Bach de breuk die door alles heen loopt, zelfs door onze dromen. ODYSSEE (2011) hernam het horizonmotief, met het besef dat wij zelf onze uiteindelijke horizon zijn waar wij nooit overheen zullen komen. Maar ook in de drie HOMUNCULUS-assemblages (2012) komen mijn voetstappen weer terug.
Ik zocht een manier om mijn voeten te laten “dansen”: op hun tenen te laten staan zonder dat ze omvielen. Ik vond die manier in het boetseren in was op een armatuur van vijf stukken koperdraad, voor de vijf tenen-middelvoetbeentjes. ‘n Knoop bij het hielbeen, en dan hou je vijf einden koper over waarop de voet kan leunen, of die de staande voet in balans kunnen houden. Zo kregen de voeten aangroeisels, takken, wortelachtige vormen, tentakels die zich uitstrekten. Het werkte, en niet alleen in technisch opzicht: ze spraken me aan, al wist ik niet goed hoe of wat. Er gebeurde iets in me, in mijn ingewanden en in mijn luchtpijp. Mijn voeten begonnen te dansen, maar op wat voor muziek…?
Want er is altijd muziek. Monteverdi’s opera l’Orfeo, Bachs WTK, en dan nu The Drifters. Of nee: muziek van de hedendaagse Vlaamse componist Janpieter Biesemans. Vijf Nippon Waka, vijf klassieke Japanse gedichten door hem op muziek gezet, trof ik aan op de cd LA CAUSE EST AMER van het ensemble Quadrivium. Zij specialiseren zich in laatmiddeleeuwse muziek, maar schuwen het overschrijden van muzikale grenzen niet, blijkens die Vijf Nippon Waka die op hun eerste cd de muziek van het Bourgondische hof afwisselen. Over de bittere kanten van de liefde gaat het: niet bij elkaar kunnen zijn, elkaar misverstaan, eenzaam achterblijven, stille overgave aan de leegte. Prachtige teksten, prachtige muziek! Hierdoor wilde ik me laten begeleiden, bij het boetseren aan mijn dansende voeten.
Voor de allereerste presentatie daarvan, tijdens de open-atelierroute Lauwersland in maart 2017, wilde ik ook die vijf klassieke Japanse gedichten aan het publiek laten lezen, als zijnde een belangrijke inspiratiebron voor het werk. De Japanse versie, met Engelse vertaling, staan in het begeleidende boekje bij de cd – zij het in ons Latijnse schrift. De Japanse tekst in ganji, hiragana, katakana vond ik op het internet. Maar ik wilde ook van elk gedicht een Nederlandse versie. Die wilde ik zelf maken (op basis van het Engels uiteraard; ik beheers het Japans niet), vrij, maar met behoud van de vorm: de Japanse tanka heeft 31 lettergrepen, verdeeld over vijf regels: 5-7-5-7-7. Geen rijm, maat of ritme. Dat moest lukken: zo heb ik ook wel Portugese poëzie in het Nederlands vertaald.
Meteen al bij de eerste regel van het eerste gedicht ging het mis. Het gaat over de eerste ontmoeting van de twee geliefden, en de eerste vonk die overslaat: “I have met my love”. Wat moest dat worden, in het Nederlands? “Ik heb mijn lief ontmoet” kreeg, in allerlei varianten, telkens meer dan vijf lettergrepen, en dat wilde ik niet. Temeer omdat het principe bij de hertaling van de andere gedichten wél te handhaven bleek. Er rolde uiteindelijk één goede zin uit: “Nu ken ik mijn lief”. Maar dat ging over méér dan over gewoon een eerste kennismaking. Het klinkt als een hernieuwd leren kennen, als de ontdekking van een diepere laag in de relatie: pas nú weet ik echt wie mijn lief is…
“Nu weet ik wie gij zijt” luidt de eerste regel van het gedicht HERKENNING van Gerard Reve. Misschien wel het mooiste gedicht uit de moderne Nederlandse literatuur: in vijf regels, een handvol beelden, raakt Reve aan alle grote thema’s van het mens-zijn: jeugd en ouderdom, vriendschap en eenzaamheid, volwassen worden, in traditie staan, liefde, god, en de Dood…
En toen begreep ik waar de gedichten over gingen, waar mijn sculptuurtjes op dansten met die verontrustende aangroeisels die de kop opstaken. Ik hoefde alleen maar het eerste gedicht, over die zogenaamde eerste kennismaking, op het einde te zetten en de cyclus ging over het onvervulbare verlangen naar de (mijn) gestorven geliefde, de stille overgave aan de Leegte, en de openbaring van een diepere laag: een eeuwige Geliefde…
De sculptuurtjes dansen nu over de vloer van de expositieruimte, door een vlak van wit licht, over de bodem van mijn ziel. De gedichten, ook het gedicht van Gerard Reve, zijn te lezen én te horen over de muziekinstallatie. Het geheel is op meerdere niveaus te beleven: begeleidende tekst heb ik tot op het minimum beperkt. De sculptuurtjes zijn en blijven van boetseerwas: een teer, kwetsbaar materiaal, vergankelijk. Ik zou ze kunnen vereeuwigen door ze in brons te laten gieten. Maar dat doe ik niet, want dan ‘werkt’ het niet meer. En zeg nou zelf: wat is ‘voor eeuwig’? Onze beelden? Schoonheid? Liefde…?
Ik heb er een haiku bij gemaakt:
verhaaltje van niks
hoef je niet te onthouden –
spoor in vroege sneeuw
THE LAST DANCE was voor het eerst te zien tijdens Kunst-aan-Huis, de open-atelierroute Lauwersland, op 11/12 en 18/19 maart 2017, in mijn expositieruimte aan het Bakkerssteechje te Paesens. Daarna, voor zolang het duurt, op afspraak en op goed geluk. Uiteindelijk zullen de sculptuurtjes worden vernietigd.
Nix (niks) is een Latijns woord voor sneeuw
Abonneren op:
Posts (Atom)